In het nu volgende stuk worden de ontwikkelingen binnen het onderwijs van
de academie in chronologische volgorde behandeld. Op basis van beleidsdocumenten, eigen ervaringen en een
aantal gesprekken onder andere met de betrokken onderwijskundigen is dit beeld
tot stand gekomen.
In 2000 startte een onderwijsvernieuwing genaamd “Octopus”. Bij deze
onderwijsvernieuwing is de overstap gemaakt van thematisch onderwijs naar
competentiegericht onderwijs, de onderwijsvisie “ondernemend leren” lag ten
grondslag aan deze verandering. De gekozen vorm is projectonderwijs op basis
van de leerlijnen van de Bie en Kleijn. De kern van het model van de Bie en
Kleijn is “onderwijs als opdracht”, authentieke opdrachten die studenten
uitdagen om te leren. In deze aanpak worden een aantal leerlijnen onderscheiden.
Deze onderwijsaanpak is met verschillende aanpassingen tot en met collegejaar 2009 - 2010 uitgevoerd.
Deze onderwijsaanpak is met verschillende aanpassingen tot en met collegejaar 2009 - 2010 uitgevoerd.
In 2008 - 2009 is ook gestart met een nieuwe invulling van docentrollen in de propedeuse. Studenten werden begeleid op het proces en inhoud door respectievelijk een teamcoach en een inhoudelijk expert. Deze aanpak is na het eerste jaar onderzocht en bood zeker aanknopingspunten voor continuering, door bezuinigingen is deze pilot na het tweede jaar geëindigd.
Ool in 2008 is een regiegroep binnen de academie gestart met de volgende stap,
de overgang naar competentiegericht, praktijkgestuurd en vraaggestuurd
onderwijs. De aanleiding was een toenemende vraag vanuit het werkveld en van
studenten om opdrachten in het werkveld te kunnen uitvoeren. Het reguliere
onderwijs bood weinig speelruimte om studenten buiten de schoolse context te
leren terwijl de praktijk als een krachtige leerschool wordt gezien bij het
verwerven van competenties.
Met deze nieuwe manier van werken werd ook ingespeeld op een groep
studenten binnen het hoger onderwijs die steeds heterogener wordt. De studenten
willen tweerichtingsverkeer, bewijsvoering, eerlijke informatie en samenhang
in communicatiekanalen. Authenticiteit is het sleutelwoord. Ook werd voorzien
dat een groeiende groep studenten zou gaan instromen met elders verworven
competenties die een maatwerktraject willen volgen. De student staat centraal
en wordt gefaciliteerd in zijn/haar leren door het aanreiken van de juiste
leerervaringen.
De vorm die het meest geschikt werd geacht om invulling te geven aan het
bovenstaande concept is het 4C/ID model van Jeroen van Merriënboer. In het
collegejaar 2010 – 2011 is het onderwijs voor het eerst in de nieuwe vorm
uitgevoerd.
In datzelfde collegejaar moesten stevige bezuinigingsmaatregelen worden
doorgevoerd. Er vond een forse reductie plaats in het aantal uren dat
beschikbaar was voor onderwijsuitvoering én tevens een herverdeling van uren
over de vier jaren van de opleiding. Een deel van de uren die beschikbaar waren
voor de propedeuse werden toegewezen aan het onderwijs in de postpropedeuse.
Het resulteerde in een sterk uitgeklede vorm van de uitvoering van het four
components instructional designmodel.
Het onderwijs wordt verzorgd door het aanbieden van hoorcolleges, werkcolleges en voornamelijk klassikale bijeenkomsten (groepsgrootte 20 studenten). De eerdere aanpak, bijeenkomsten met kleine projectteams, ging ten koste van de contacttijd.
Het huidige onderwijs is dus een hybride vorm van projectonderwijs met elementen van de Bie en de Kleijn, 4C/ID en de meer klassieke aanpak met hoorcolleges voor kennisoverdracht. Met natschool wordt invulling gegeven aan onze digitale leeromgeving. De hoorcolleges worden zoveel mogelijk opgenomen en ter beschikking gesteld aan studenten als weblectures. Social media worden in beperkte mate toegepast afhankelijk van de docent die er mee aan de slag kan en wil gaan.